Geschiedenis

Geschiedenis

Geschiedenis

De faculteit der medische studenten in vroeger jaren

"Akademieleven beteekent in den gewonen zin het leven dat men als student aan de Akademie geniet. Het maakt een klein gedeelte uit van ons menschenleven... De student leeft dus kort en als hij meer dan zes jaren geleefd heeft, wordt hij als oud-student aangezien, die zijn tijd heeft gehad…"

- C. Pruys van der Hoeven (1866)

Zolang er universiteiten bestaan, hebben studenten zich verenigd om hun belangen te verdedigen. De manier waarop dat gebeurde is in de loop der tijd nogal veranderd. Bij de stichting van de Leidse Universiteit in 1575 was het nog de gewoonte dat de studenten zich organiseerden volgens land van afkomst in zgn. collegia nationalia of naties. In de Republiek der Verenigde Nederlanden ging  men zelfs  zo ver dat studenten afkomstig uit bepaalde gewesten zich verenigden. Zo bestonden er aan de Leidse Universiteit Hollandse en Franse naties.

Tegen het einde van de zeventiende eeuw waren in Leiden de naties verdwenen en ontstond er een nieuw soort verenigingen, tegen dit Collegium werd gevoerd door studenten die zich faculteitsgewijs georganiseerd hadden. Voor zover bekend was dit voor het eerst dat studenten bijeenkwamen in faculteitsvergaderingen. Overigens hadden zich al eerder gelegenheden voorgedaan, waar de studenten per faculteit optraden. Bij het tweede eeuwfeest in 1775 kwamen de studenten bijeen, elk in de collegekamer van hun eigen faculteit. Toen werden ook voor het eerst met strikken op hoed en degen faculteitskleuren gedragen, zoals die nog steeds in Leiden gelden: voor geneeskunde groen, voor godgeleerdheid zwart, voor rechtsgeleerdheid rood en voor letteren en wijsbegeerte wit.

De faculteitsvereniging in de negentiende eeuw

De toenemende betekenis van de studentenfaculteiten werd duidelijk in 1818. In het eerste artikel van de toen afgekondigde Studentenwetten werd bepaald dat bij de aanvang van het academiejaar bij iedere faculteit een voorzitter gekozen moest worden. Aanvankelijk belegden deze in opdracht van het Collegium Supremum faculteitsvergaderingen, maar in de loop der tijd gingen ze die op eigen gezag beleggen, waarmee ze de basis legden voor een sterke oppositie tegen het Collegium Supremum. In 1834 sloten de vijf faculteitspraesides zich aaneen tot het Collegium Praesidum. Dit Collegium nam het initiatief tot een hervorming die in 1839 resulteerde in de oprichting van het Collegium Civitatis Academicae Lugduno Batavae Supremum. Daarmee was het Leidse Studentencorps opgericht. Het Corpswapen - een bundel van vijf pijlen - laat de verbondenheid met de vijf studentenfaculteiten zien. Tot 1860 maakten de praesides van die faculteiten deel uit van het Collegium.

In het Corpsleven van de vorige eeuw speelden de disputen een belangrijke rol. Naast algemene disputen bestonden er vakdisputen; voor medische studenten waren de meest bekende Archimedes en Hippocrates. Het eerste dispuut werd in 1858 opgericht ter "onderlinge oefening van medici in hun propaedeutische studie". In 1917 verdween Archimedes van de lijst van disputen. Een langer leven was het medisch dispuut Hippocrates beschoren. Dit, nog steeds bestaande dispuut, werd in 1877 opgericht met als doelstellingen: de beoefening van stijl en welsprekendheid en de bevordering van de gezelligheid onder medici door het houden van bijeenkomsten. Oudere disputen droegen welluidende namen als Erudiendo et Oblectando (1844-1850), Faciendo Erudiendum (1846-1847) of Ad Majora (1849-1859). Daarnaast kende men medische leesgezelschappen als Medicinae Sacrum (1846-1857).

De negentiende eeuwse studentenfaculteiten waren geenszins gezapige gezelschappen. Daar waar mogelijk ventileerden ze hun kritiek op de hoogleraren en hun colleges. In de Almanakken vonden ze een goede uitlaat voor hun grieven. Op deze wijze protesteerden ze in 1856 tegen de veelvuldige consulten van de hoogleraren buiten Leiden; zodat men deze "zeer dikwijls zag op spoortreinen of stoomboten maar minder op de Colleges". Ook het Academisch Ziekenhuis of Nosocomium gaf veel stof tot kritiek; niet alleen het gebouw zelf - dat "niet aan de eischen der wetenschap beantwoordt" (1859), maar ook "de groote quantiteit fooijen, die men nu als student aan 't Nosocomium betaalt" (1860).

De toenmalige studentenfaculteit was zeker bereid maatschappelijke nood bij de arme Leidse bevolking te ledigen. Zo liet in de vorige eeuw de voedingstoestand van de vrouwen, die thuis door studenten verlost werden, nogal te wensen over. Op initiatief van prof. A.E. Simon Thomas, hoogleraar in de verloskunde, richtten de medische studenten daarom in 1876 de Vereeniging ter Ondersteuning van Behoeftige Kraamvrouwen op. Iedere student die de klinische  en poliklinische  demonstraties in het ziekenhuis volgde werd geacht voor ¦ 3,- lid te worden. Tot in de jaren zestig van deze eeuw heeft deze vereniging bestaan. De behoeftige kraamvrouwen konden via deze vereniging gedurende negen dagen na de bevalling soep, rijst, vlees, eieren en melk krijgen. Op een vergelijkbare manier werkte "Ziekensteun", een in 1906 door medische studenten opgerichte vereniging tot ondersteuning van behoeftige zieken en herstellenden uit het Academisch Ziekenhuis.

De faculteitsvereniging in de twintigste eeuw

Tot in het begin van de twintigste eeuw waren de faculteitsverenigingen nog altijd onderdelen van het Leidsch Studentencorps. Geleidelijk aan waren er echter steeds meer studenten die niet tot het Corps behoorden. Bovendien kwamen er steeds meer vrouwelijke studenten. Het Leidsche Studentencorps besloot daarom in 1912 de banden met de studentenfaculteiten te verbreken. Sinds dat jaar is er sprake van de "Medische Faculteit der Leidse Studenten, ingesteld door het Leidsch Studentencorps". Alle medische studenten konden er lid van worden; in de jaren dertig voor ¦ 2,50 per jaar.

De M.F.L.S. werd nu beschouwd als vertegenwoordiger van alle medische studenten. Dat betekende onder meer dat bij de onderwijshervormingen van kort na de Eerste Wereldoorlog, de hoogleraren overlegden met het bestuur van de M.F.L.S. De studentenfaculteit nam de behartiging van de studiebelangen zeer serieus. Zo richtte zij in de cursus 1935/36 een (door ongeveer 300 studenten ondertekend) request tot de Minister, waarin ze aandrongen op verbeteringen van het onderwijs in de psychiatrie en de neurologie. De studentenfaculteit rekende het tot haar taak Leidse verenigingen te ondersteunen, die konden bijdragen tot verdere ontplooiing van de studenten. Toen dan ook in 1914 de Leidsche Vereniging tot Bevordering van de Studie der Tropische Geneeskunde werd opgericht, nam de Praeses van de M.F.L.S. zitting in het bestuur. Jarenlang was de M.F.L.S. lid van de daaruit ontstane Vereniging Instituut voor Tropische Geneeskunde Rotterdam-Leiden.

Eén van de weinige tradities, die de M.F.L.S. lang heeft volgehouden was Sint-Nicolaasfeest voor de patiënten van het toenmalige Academisch Ziekenhuis Leiden, sinds 1997 het Leids Universitair Medisch Centrum.

Wat het dispuutleven betrof was er tussen beide Wereldoorlogen weinig te beleven. Naast het medisch Corpsdispuut "Hippocrates" was in 1924 op initiatief van de anatoom prof. Barge een algemeen medisch dispuut "Rem Tene, Verba Sequentur" opgericht. De leden van dit dispuut- studenten die cum laude voor het candidaats geslaagd waren- hielden zich vooral bezig met "wetenschappen, welke behooren tot de studie voor het candidaatsexamen in de geneeskunde". Pas in 1939 verscheen een nieuw dispuut, "Boerhaave". Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren er door de sluiting van de Universiteit weinig activiteiten, behalve dat er in 1942 "in exilio natus" een dispuut "26 November 1940" ontstond. Daarmee werd verwezen naar de dag waarop de jurist prof. Cleveringa in het openbaar protesteerde tegen het ontslag van de joodse hoogleraren.

Na de Tweede Wereldoorlog werkten de studentenfaculteiten met een nieuw elan aan het tot stand komen van een hechte universitaire gemeenschap, de Civitas Academica. De gedachte aan een nauwere samenwerking tussen alle "academieburgers" was gedurende de donkere oorlogsjaren ontstaan. Ook de M.F.L.S. probeerde het contact tussen hoogleraren en wetenschappelijke staf enerzijds, en de studenten anderzijds te bevorderen, vooral door het dispuutsleven te stimuleren. Het jaar 1945 laat de oprichting zien van een twaalftal nieuwe disputen. Het dispuut Sir Alexander Fleming is daarvan als enige overgebleven. Als andere mogelijkheden tot verbetering van die contacten dienden filmavonden, lezingen en excursies.

Maar ook  de behartiging van de belangen der studenten werd niet vergeten. De M.F.L.S. bracht "mogelijke bezwaren en leemten, gevoeld in het verstrekte onderwijs en de regeling der examens, ter kennis van de betrokken docenten of van de daartoe aangewezen universitaire instanties". Deze wijze van overleg veranderde fundamenteel na de studentenonlusten van 1968. Er kwam een Studenten Studiecommissie, een bestuursoverleg met het Faculteitsbestuur en een afzonderlijke Leidse Vereniging van Co-assistenten, bovendien gingen studenten deel uitmaken van de Faculteitscommissie voor het studentenonderwijs. Dat alles vereiste een goed georganiseerde faculteitsvereniging. Toen dan ook veranderingen van het verenigingsrecht nieuwe Statuten noodzakelijk maakten, werd op 1 november 1969 de Vereniging van de Medische Faculteit der Leidse Studenten opgericht.

Ingebed in al die bestuursstructuren doemt het beeld op dat prof. C. Pruys van der Hoeven in zijn boek Akademieleven (1866) eens schetste: "De studentenwereld met hare poëzij is voorbijgegaan. De groote wereld met hare barre werkelijkheid staat voor ons". In zijn studietijd (1812-1816) bestond het studentenleven binnen de faculteit naast de "collegies" vooral uit het dispuut, waar zich eenmaal in de week "eenige studiemakkers" verzamelden. "Niet alleen ontwikkeling en oefening van talenten, ook bevordering van studentikositeit is eene vrucht van het dispuut, die niet genoeg gewaardeerd kan worden. De fideele omgang en het verkeer van studenten onderling, wordt er door onderhouden en versterkt". In die zin  verschilden zijn opvattingen niet van de doelstellingen van de huidige M.F.L.S. 

(bron: Prof.Dr. H. Beukers, M.F.L.S.-almanak 1988, pp. 16-19)

Ontwikkelingen aan het eind van de twintigste eeuw

Tijdens de bestuursperiode 1982-1983 werd Heleen Marijt aangesteld als secretaresse van de M.F.L.S. Het bestuur van 1983-1984 viel me op door de opkomst van 700 man op het medicijnenfeest in de Pieterskerk. Het bestuur 1983-1984 had ook de eer het 15de lustrum te organiseren. Deze - "Digital doctors, a must for medicine?" - was een groot succes.

1984 had ook zijn tegenvallers. Het faculteitsblad, de "MOL", moest door een gebrekkige financiële administratie en een tekort aan redacteurs een einde aan zijn kort bestaan brengen. Daarnaast sneuvelde ook het initiatief van de "pauzefilms" – korte medische films die getoond werden tijdens de lunchpauze. De opkomst bleef rond de 20 studenten hangen ondanks veel PR dus de activiteit werd stopgezet. Ook had de M.F.L.S. de schrik te pakken toen een kort geding tegen de DC en Boox, toen nog leverancier van de DC,  werd aangespannen door de "Vereeniging ter bevordering van Belangen des Boekhandels" i.v.m. het verkopen van Nederlandse boeken onder de vastgestelde koopprijs. Gelukkig liep het goed af. De uitslag was in voordeel van de DC.

Door een ontbreken van een aantal eindverslagen zal een zwart gat ontstaan in dit verhaal. Bekend is wel het opstarten van de Predoctor in 1987. De geschiedenis hervat zich weer bij het eindverslag van 1988-1989. In die tijd werd de winnaar van de onderwijsprijs (sinds 1997 de Prof. dr. G. J. Tammeling prijs) nog niet door de M.FL.S. gekozen maar door een commissie waarin ook een student zitting had.

Een onverwachte verhuizing tijdens de zomer bracht de M.F.L.S. van de geliefde salonwagen naar het Paviljoen. Men was bang dat, doordat het Paviljoen buiten de algemene studentenstroom viel, studenten veel minder geneigd zouden zijn om even langs te komen. Oorspronkelijk was de ruimte bij het Paviljoen ook aanzienlijk minder dan dat van de salonwagen. Hier werd gelukkig een oplossing voor gevonden door de harde inzet van de studenten in de vele facultaire commissies. De nieuwe vestiging werd geopend met een toepasselijk borrel en een barbecue.

Het eindverslag bevatte ook erg bekende problemen, problemen waar 10 jaar later nog mee wordt geworsteld. De studentplaatsen in de, toen nog, OCV's, bleken veelal vacant. S.S.C. bezoek door OC-studentleden was teleurstellend. Bij velen was de inhoud en plichten van de functie onvoldoende bekend.

De M.F.L.S. heeft in die tijd de eerste filmavonden georganiseerd en het Avondsymposium trok 160 bezoekers. De studiereis naar Italië was een succes met kamperen en al. Minder succesvol was het aanhouden van een nieuwe almanak commissie doordat te weinig financiering te verkrijgen was. Op bestuurlijk niveau was het terugdringen van het aantal FTE's voor de M.F.L.S. van 0,3 naar 0,2 een waar drama. Eén van de twee secretaresses in dienst van de M.F.L.S. moest helaas worden ontslagen. Hierbij verloor de M.F.L.S. zijn ALV notulist en moest het M.F.L.S-bestuur sindsdien ALV's notuleren.

Ook het Huishoudelijk Reglement moest wijken voor de veranderde tijden. Oorspronkelijk was de M.F.L.S. grootendeels met onderwijs bezig. Daarom was, volgens het HR, de S.S.C. het hoogst beslissende orgaan binnen de Vereniging, bij delegatie van de ALV. Eindverslagen van M.F.L.S. besturen uit die tijd begonnen ook altijd met "Geachte leden der S.S.C.…". De M.F.L.S. was in de loop der tijd gegroeid van een puur op het onderwijs gerichte vereniging naar een vereniging met een heel uitgebreid scala aan activiteiten en aandachtspunten binnen en buiten het onderwijs. Het HR moest bijgewerkt worden.

Uit de jaarlijkse verslagen is heel goed de eb en vloed bij de M.F.L.S. en de faculteit te merken. In het begin van de jaren '90 werd er met angst naar de komst van het 5 2 systeem gekeken omdat het te moeilijk zou worden bestuursleden te vinden die dan nog een jaar voor de vereniging wilde inzetten. Toch zijn er veel jaren geweest sindsdien waarin er veel animo was voor het M.F.L.S.-bestuurschap. Het invoeren van de temponorm, en nu de prestatiebeurs van vier jaar, hebben ook voor veel hoofdpijn gezorgd.

Er zijn jaren geweest waarin de Vereniging niet voldoende mensen kon enthousiasmeren om in commissies plaats te nemen. Op zulke momenten werd diep gefilosofeerd over de toekomst van de M.F.L.S. De activiteiten werden in 1989, juist door zo'n periode, verdeeld in kern en algemene taken. De kern taken moesten kostte wat kostte doorgaan, de algemene activiteiten moesten vervallen indien het animo ontbrak. Te allen tijde moest de studentenvertegenwoordiging binnen het onderwijs wel blijven bestaan.  

De eerste Ouderdag was in 1988 en heette toen "Open Dag". Het eerste MIC werd gehouden in oktober 1990. De Leidse MIC-commissie viel toen onder de M.F.L.S. maar meteen daarna werd besloten voor een commissie onafhankelijk van de M.F.L.S. De PR-commissie kwam tot leven in1991, het zelfde jaar dat het TOE-weekend voor het eerst niet in Noordwijkerhout werd gehouden maar in Lunteren. Het contact met de jeugdherberg in Lunteren was veel plezieriger dan dat met de jeugdherberg in Noorwijkerhout. Zeven jaar later wordt het weekend nog in Lunteren gehouden.

Het succes van gala's was continu wisselend. Het Gala in Wijk bij Duurstede in 1992 was een enorm succes. 302 kaartjes waren verkocht terwijl een maximum aan 320 konden worden verkocht. Het jaar daarop was het kaartjes verkoop helaas erg teleurstellend. Hetzelfde gold voor de Dies. Naast jaren met bomvolle zalen waren er ook jaren dat de opkomst zodanig slecht was dat de M.F.L.S. sponsors verloor. In 1992 werd het Leids Medisch Dispuut Forestus opgericht.

1992 – 2002

In het onderwijs zijn er veel veranderingen geweest de laatste jaren. Naar aanleiding van het visitatierapport van 1997 is een nieuw curriculum ingesteld voor zowel Geneeskunde als Biomedische Wetenschappen. Dit heeft een hele cultuurschok teweeggebracht. De nadruk ligt nu op het actief vergaren van kennis in plaats van passief  kennis toegeworpen krijgen. Zat de student vroeger 's ochtends uren in de collegezaal om vervolgens de hele middag practicum te krijgen, nu zit hij vier uur per week in de collegezaal om zogenaamde "rode draad" colleges te volgen, waarna hij naar huis gaat en zelf allerlei literatuur doorspit om vervolgens, met zelfstudie-opdrachten gewapend, de opgedane kennis tijdens de werkgroepen uit te diepen.

Een ander interessante ontwikkeling is de verregaande internationalisering van het onderwijs. De trends zijn "student mobility" en uniformering van het wetenschappelijk onderwijs in Europa. Het medisch en biomedisch onderwijs zal er ook aan moeten geloven. De biomedici kregen in september 2002 als eerste in Nederland hun Europese Bachelor diploma, een paar jaar later zullen de geneeskundestudenten hier ook aan moeten geloven. Sinds september 2001 is er ook een structurele intracurriculaire uitwisseling met het beroemde Karolinska Instituut in Stockholm. Onder het motto: "de LUMC-student is een internationale student", kan de student zonder tijdsverlies hier een semester studeren. Tegelijkertijd komt elk semester een delegatie Zweedse studenten hierheen. Aan de M.F.L.S. is de taak toebedeeld hen op te vangen en te introduceren in het Leidse studentenleven. Vanaf 2005 is het voor studenten Biomedische Wetenschappen ook mogelijk om bij het Karolinska Institutet tot de helft van hun Master te volgen.

De vorming van het LUMC in 1996, de samnewerking van het academisch ziekenhuis met de faculteit, heeft ertoe bijgedragen dat studenten een integraal onderdeel vormen van dit instituut. Dit is onder andere te zien in de samenwerking van het LUMC met de M.F.L.S. op vele gebieden. Door de Raad van Bestuur worden veel middelen ter beschikking gesteld, zowel financiële, als personele. Zo is door de samenwerking met het LUMC al meerdere malen het Leiden International Medical Student Congress (LIMSC) georganiseerd. Zo ook zijn er LUMC-reizen naar Johns Hopkins, Duke, Karolinska en Harvard gegaan en in 2005 een naar Singapore  Als symbool voor de gehele integratie van studenten en onderwijs in het LUMC, mocht de M.F.L.S. in november 2001 het Onderwijs Lustrumgala organiseren, ter ere van vijf jaar LUMC. Het gala is in de loop der tijden uitgegroeid tot een groot evenement. Waar in 1997 slechts 200 mensen het gala bezochten, worden tegenwoordig gala's georganiseerd voor 600 bezoekers. Dit brengt echter wel een financieel risico met zich mee. Het Onderwijsgala had een bezoekersaantal van 750 mensen.

Belangrijk om niet onopgemerkt voorbij te laten gaan is de heroprichting van de M.F.L.S. in 1969. Het bestuur was tot die tijd hoofdelijk aansprakelijk voor de Vereniging. Omstreeks deze tijd was het dat de Dictatencentrale een hoge omzet had van, naar ik weet, iets van honderdduizend gulden. Ook veranderde de structuur van de M.F.L.S. erg na de studentenonlusten van 1968. Hierom is de Vereniging heropgericht. De officiële oprichtingsdatum is echter door de Algemene Ledenvergadering weer vastgesteld op 1912. het bestuursjaar 2004-2005 zijn HePatho, de Dictatencentrale en de bestuurskamer met commissiekamers verhuist naar het LUMC. Wat betreft de hoeveelheid ruimte is de M.F.L.S. er iets op achteruit gegaan, maar de contacten met de studenten en het LUMC zijn door de verhuizing verbeterd.

HePatho

De M.F.L.S. was tot voor 1997 in Het Paviljoen gehuisvest. Forestus was al sinds een aantal jaren gehuisvest in het voormalig Pathologiegebouw.

In 1994 is HePatho opgericht door de toenmalige voorzitter van de M.F.L.S., Duco Duchatteau en de toenmalige praeses van het Forestusbestuur, Pim Langenberg. Zij namen het initiatief om een ruimte te regelen waar studenten van deze faculteit met elkaar eens een biertje kunnen drinken . De ruimte in het voormalig Pathologie gebouw die we nu HePatho noemen, stond op dat moment leeg. In  oktober 1994 werden er gesprekken gevoerd met, o.a. dhr. Visser de beheerder van het terrein aan de Wassenaarseweg 62 over deze ruimte. In deze werd het belang aangestipt van het hebben van een ruimte voor het organiseren van activiteiten, zowel voor educatieve als recreatieve doeleinden. Uiteindelijk heeft de M.F.L.S. de ruimte toegezegd gekregen, wat moet worden beschouwd als een grote gunst van de Faculteit.

Er werden wel strikte voorwaarden gesteld. Er mocht pas na 16.00 uur alcohol geschonken worden. Ook was het toen niet vanzelfsprekend om 's avonds activiteiten te organiseren, zoals feesten en borrels. Voor elke activiteit, welke dan ook, die 's avonds gehouden werd, moest overlegd worden met dhr. Visser en daar moest apart toestemming voor gegeven worden. De Faculteit had verder het recht om de M.F.L.S., ook bij normale gang van zaken, het gebruik van de ruimte te ontzeggen Het was duidelijk dat HePatho absoluut geen sociëteit mocht worden.

Het beheer van de ruimte werd  uitbesteed aan L.M.D. Forestus. L.M.D. Forestus heeft vervolgens de HePatho Beheers Commissie (HBC) opgesteld. Zij regelden de dagelijkse gang van zaken, zoals het verkopen van drank en etenswaren, het schoonhouden van de ruimte en het houden van orde in de ruimte. In verband met de bestemming van het gebouw heeft het er lange tijd naar uit gezien dat HePatho per december 1996 dicht moest, wegens de verhuizing van vakgroepen en de M.F.L.S. naar dit gebouw. In 1997 is (mondeling) toegezegd door Prof. Vermeer en de heer Visser dat HePatho, ondanks de verhuizing, met inachtneming van de opzegtermijn, in gebruik kan blijven tot het Pathologiegebouw verbouwd gaat worden tot een zogeheten post-academisch onderwijscentrum.

Forestus heeft HePatho jarenlang beheerd.

Het is gelukt om in al die jaren veel goodwill op te bouwen bij de Faculteit, en met name bij alle mensen die zorg dragen voor het dagelijks beheer van het complex aan de Wassenaarseweg 62. Deze goodwill zorgde er in 1997 er al voor dat we toen de toezegging kregen dat we konden blijven zolang dat redelijkerwijs mogelijk was. In 1998 werd er gepraat over de mogelijkheid om een vaste tap neer te zetten in HePatho. Dit werd in voorgaande jaren ook geopperd, maar het beheer van het terrein wilde niets hebben van een sociëteit op het terrein. Ook in 1998 zijn er op een gegeven moment gesprekken gevoerd met de heer Visser over het plan er een vaste tap neer te zeteen. Doordat we de afgelopen jaren hebben bewezen de verantwoordelijkheid aan te kunnen en doordat we nooit voor enige overlast hebben gezorgd, stond de heer Visser erg positief tegenover dit plan. Raymonda Romberg, Jeroen Croes en Rogier Müskens zijn op dat moment aan de slag gegaan om de haalbaarheid na te gaan. Bekeken werden in eerste instantie de financiën en de benodigde vergunningen.

Voor informatie met betrekking tot de vergunningen is bij de gemeente langsgegaan, waar gezegd werd dat voor een sociëteitsvergunning de Sociale Hygiëne Verklaring (SH-Verklaring) erg belangrijk was. Degenen die HePatho beheren moeten dit horecadiploma halen. Na geïnformeerd te hebben bij een Horeca Onderwijscentrum, bleek het behalen van een diploma Sociale Hygiëne een kleine moeite te zijn. Op het gebied van financiën waren de grootste kostenposten een nieuwe vloer en een bar. Verder moest er een brouwerij gezocht worden, die bereid was ons een tapinstallatie ter beschikking te stellen. Grolsch was bereid dat te doen, mits er een minimale afname van 100 vaten per jaar werd gewaarborgd. Voor de vloer is de VVAA benaderd.  Zij hebben HePatho gesponsord door het betalen van de marmoleum vloer. In ruil daarvoor staat het logo van de VVAA op de vloer. De bar is gefinancierd door de Raad van Bestuur van het LUMC.

Voordat alle plannen concreet werden is er allereerst toestemming gevraagd nogmaals aan de heer Visser, verder ook aan Gijs van der Wiel en Paul van Grevenstein. Zij stemden allen in met de plannen die wij hen voorlegden. Uiteraard is Prof. dr. Buruma, voorzitter van de Raad van Bestuur ook benaderd over de plannen, en ook hij gaf groen licht, mits alles in ieder geval goed met de gemeente geregeld zou worden. In de zomer van 1998 is begonnen met de verbouwing van Hepatho. Om de verbouwing te realiseren werd de Projectgroep HePatho (de Poehé) aangesteld. Deze bestond uit twee bestuursleden van de M.F.L.S., twee bestuursleden van Forestus, een ALV lid en een adviseur. Na maanden van intensief en hard werken was het gelukt: in de eerste week van september is de vloer erin gelegd, de bar geïnstalleerd en werd ook de tap geïnstalleerd. Tijdens de TOE-week hadden we ons eigen koud tapbiertje. HePatho werd vanaf toen beheerd door het CHDR (Commissie HePatho Drank en Recreatie), de barcommissie van de M.F.L.S.

In 1999 is er een aanvraag gedaan voor een sociëteitsvergunning.  In Augustus 2000 is HePatho weer opgeknapt. Inmiddels is van Grolsch vernomen dat 60 vaten het minimum zijn om de investering in de tapsinstallatie rendabel te maken i.t.t tot de 100 vaten die eerder genoemd werden. Het gaat goed met HePatho. Overdag is het druk, en externe activiteiten komen ook steeds vaker voor.  In november 2004 kwamen op het HePatho eindfeest 650 mensen af, een waanzinnige afsluiting voor tien jaar HePatho op het oude medische faculteits terrein. In december 2004 is HePatho verhuisd naar de nieuwe lokatie in het LUMC, onder collegezaal 1. In totaal koste HePatho circa 1 miljoen euro, geheel geschonken door de Raad van Bestuur van het LUMC. HePatho heeft een sjieke uitstraling gekregen. De M.F.L.S. heeft recht tot beheer en exploitatie van HePatho behouden. In januari 2005 is een groot openingsfeest gehouden.

Partners